Rouw moet luchten, kreeg Liesbeth Raskers als advies na het overlijden van haar moeder. Je moet het geen ‘plekje geven’, beaamt ze in een interview met NRC. Rouw moet ademen.
Herkenbaar – want als iemand na het overlijden van mijn moeder zei dat je het moet verwerken, dat het een plekje moet krijgen, werd ik vanbinnen woedend. Dit is zó erg, dacht ik, dit kan geen plekje krijgen. En nu, zes jaar later, weet ik: het hoort bij me. Mijn moeder en haar verloren te hebben is een onderdeel van wie ik ben.
Rouw is geen lineair proces, het is onvoorspelbaar en voor iedereen anders.
Onvoorspelbaar
Vroeger leerde ik op de middelbare school dat er vijf fasen van rouw waren: ontkenning, protest, de vechtmodus, depressie en aanvaarding. En dan is het klaar. Inmiddels weten we dat die fasen niet bestaan. Rouw is geen lineair proces, het is onvoorspelbaar en voor iedereen anders.
Zoals mijn collega Tabitha zo mooi zei in een radio-interview: “Rouw laat zich niet inplannen. Het komt wanneer het wil, soms ook net op een moment dat het niet uitkomt.” En het is ook nooit ‘af’.
Is er dan geen einde?
Maar als er geen ‘einde’ is, hoe moet je dan verder? En hoe rouw je dan? Lisanne Sadelhoff schrijft in een artikel voor de Correspondent: “Als er geen eindpunt is, waar doen we dan al die moeite voor om de boel op de rit te krijgen, om het verdriet een beetje te verwerken of te reguleren?”
Een vraag waar ik ook weleens mee worstel. Het verdriet verdwijnt naar de achtergrond, mensen vragen allang niet meer ‘of het wel gaat’, in mijn dagelijkse omgeving is er niemand die mijn moeder heeft gekend. Voor de omgeving lijkt het ‘over’, maar mijn moeder is en blijft dood. En dat blijft – ook al is het lang geleden – heel verdrietig en moeilijk. Hoe krijgt dat een plek in mijn leven?
Wat er niet sterft
Rouwtherapeut Johan Maes zegt daarover “Wat ik vaak uitleg aan mensen is dat we rouwen omdat we ons hechten. De basis is hechting. En wie rouwt, gaat langzaam inzien dat de persoon is gestorven, maar ook dat de relatie nooit sterft. Dat is eigenlijk iets heel moois.” Rouwdeskundige Fiddelaers-Jaspers vult aan: “Het gaat er denk ik (..) om dat je verlies kunt verweven in je nieuwe leven. Ik denk dat mensen gaan inzien dat, door die oneindigheid van rouw, iets anders ook oneindig is. Namelijk: liefde.”
Herkenning
Ik herken me erg in de woorden van de rouwdeskundigen. De relatie met mijn moeder sterft nooit. Ik hoor en zie mijn moeder bijna elke dag. Ik zie haar als ik naar mijn zusje kijk, die qua uiterlijk zo veel op haar lijkt. Ik hoor haar praten als ik een spreekwoord zeg die zij ook altijd gebruikte “Pech gehad, zei Vader Muis, morgen met een nieuwe band, toch op weg naar Zwoerdjesland”.
De relatie met mijn moeder sterft nooit. Ik hoor en zie haar bijna elke dag.
En hoe ouder ik word, hoe meer ik haar herken in mezelf. Hoe we allebei niet houden van het onbekende, maar wél heel veel van onze nabije omgeving. Na wat omzwervingen leerde ik dat ik, net als mijn moeder, mijn creatieve ei kwijt moet kunnen in mijn werk. En terwijl productiviteit tegenwoordig het toverwoord lijkt, kan ik – net als zij – gerust een uur lang op de bank voor me uit zitten kijken. En zo, hoewel ik niet tegen haar praat, heb ik dan toch het gevoel dat ze met mij praat en dat we op die manier verbonden blijven.
En zoals zo vaak, is dat veel mooier verwoord door anderen – in dit geval Lianne Keemink, die haar boek ‘Je moet (bijna) niks’ opdraagt aan haar moeder met dit gedichtje:
Wat fijn dat ik mijn leven lang met jouw ogen zal kijken
Dat ik mijn leven lang met jouw handschrift kan schrijven
Wat heerlijk
Dat ik voor altijd
Op jou mag lijken
Wil je verder lezen?
Elke zondag een inspirerende overdenking in je mailbox?
Met bijpassende reflectievragen om zelf mee aan de slag te kunnen. Meld je hieronder aan. ⬇️